Levensbeschrijving Peter Peterszn Teune en Elsjen Jansen Teune
Ze zijn zwitsers-doopsgezind, vandaar dat hun geboortedatum niet bekend is!
Den 10 Maart 1796 ondertrouwt te Kampen op attestestatie Peter Teune j.m. van
het
Haatland geboortig, wonende op Zeeburg onder Campen, Elsjen Jansen Teune j.d.
van
Camperveen, wonende Hogeweg.
Hij kan schrijven.
Hij woonde reeds met zijn ouders Peter Teune en Elisabeth Boer op Buitendijksche
no. 79
en heeft na de dood van zijn vader in 1795 met zijn moeder de boerderij verder
gerund.
Hij woont van 1803-1813: Kerkenslag Erf No.78 Groot 31 B. 6 R. 30 E. a f 700,--
tegenwoordig Buitendijksweg 2.
Hij woont van 1813-1822: Nonnenslag Erf No.81 Groot 35 B. 39 R. 50 E.
tegenwoordig
gelegen aan de Buitendijkseweg 8.
Op 16-1-1814, bij het overlijden van hun zoon Peter, wonen ze Buitendijksche 72.
Op 15-2-1814, bij het overlijden van hun dochter Catharina (Trijntje), wonen ze
eveneens
Buitendijksche 72.
In 1814 wonen ze Buitendijksche 69. Hij is dan landman.
Uitgaande brieven:
6-2-1815:
Staat van gedane Leverantien van Haver, Hooij, Stroo, Brood, Zout, Rijst, Azijn
en Genever,
aan de Gemeente van Kampen, ten dienste der door de Gemeente gedane leverantien
van
vivres en fourages aan de russische en pruissische troupes, in de maand november
1813 tot
den 15 december aanvolgende.
Peter Teune Hooij 47000 U a f 7 3/4- 364,5; Uitgaande Brieven, 582.
12-1-1816:
Koopt hij een huis wijk 1 lett. D no. 69 Buitendijks.
Op 27-8-1816, bij het overlijden van hun dochter Trijntjen, wonen ze
Buitendijksche 69.
5-12-1820:
Hij koopt een perceel ongebouwd en eigendom in den Polder van Broeken en Maten.
27-3-1821:
Peter Teune geeft aan verkocht te hebben aan Rutger Vogel een huis in wijk C 79.
Hij is mede ondertekenaar van de samenvloeingsacte van de plaatselijke
Doopsgezinden en
de groepering waar hijzelf toe behoorde: de Zwitserse-Doopsgezinden in 1822.
Hij woont van 1822-1831: St. Nicolai Bosch Erf No.76 Groot 57 B. 70 R. 60 E. a f
1200,--.
1-10-1824:
Verkoopt hij een perceel groenland in Broek en mate.
Hij verloor bij de grote watersnood in 1825 al zijn vee. Zie voor een verslag
hiervan het
boekje van J. Ter Pelkwijk.
Eén van de erven aan het Buitendijksche is daarbij
volledig
verdwenen.
Ingekomen Requesten
ca. 1826:
Aan De WelEdele achtbare Heeren Burgemeester en Wethouderen der Stad Kampen
Geven Reverentelijk te kennen Peter Teune, wonende op den Bos, Willem Kars van
der
Stouwe, Wichert van der Sluis, Wichert de Groot, Jan Dorgeloo, Gerrit
Zwaken(?)berg en
Hendrik de Leeuw, wonende op zeeburg, Hendrik van het Elst in den Hagen en Dries
van
Dijk, wonende te Kampen, alle Stads Meijeren, de twee laatstgenoemden wegens
losse
landen in het zoogenoemde Kalven bosch, en David Krips in Brunnepe wonende
wegens
land in de zoogenoemde Kardoezen.
Dat zij ter zake van het maken van den Nieuwen Dijk om den Dronterpolder zoo
wegens
vergravingen van elks gehuurde landen als wegens buitengewone overloop en
gebruik van
arbeiders, paarden en aanvoer van allerlei goederen in den voorleden jare een
aanmerkelijk
verlies geleden hebben, zoo wel wegens vergraven land als wegens bederf en
ver?elving
van vrugten op vergraven landen.
Dat de schade wegens landverlies door vergravingen veroorzaakt gedurende de
jaren dat
der supplianten huurkontrakten nog moeten koopen zullen voortduren, gelijk
alleszins
blijkbaar is en dus geen betoog zal behoeven.
En eindelijk dat zoowel de geleden schade van den voorgaande jare, als die welke
over de
volgende pachtjaren, wegens gemis van gehuurd land ontstaan zal te zwaar is om
door
supplianten, die te veel door den storm van den 4 Febr: 1825 geleden hebben
gedragen te
worden
Zoo wenden supplianten zich eerbiedig tot Uwedelachtbare Heeren met het
ootmoedig
verzoek:
Daat aan elk hunner, voor de schade in 1825 geleden en voorts over die welke zij
over 1826
en volgende pagtjaren wegens landverlies komen te lijden, geeevenredigde
kortingen aan
de uitgeloofde pagt moge worden toegestaan ofte enzo.
het welk doende
O.H. Moulin uit aller naam
Op 14-7-1827, bij het overlijden van hun zoon Jan Peter, wonen ze op het
Haatland 63 letter
D.
Op 17-9-1828 koopt hij een stuk groenland van Willem Wilberts.
Ingekomen Requesten
1828:
Aan den Heer Voorzitter & leden uitmakende den Edelen Achtbaren Raad der stad
Kampen
De ondergeteekende Peter Teune, landman wonende op het stads Erf den Bosch,
achter
het Haatland, neemt de vrjiheid eerbiediglijk aan deze Vergadering zijn bezwaren
voor te
dragen, dieto verzekerd houdende dat de zelve welwillend zullen worden nagegaan
en
onderzocht, en dat hij deswegens zal worden te gemoed gekomen op alle zoodanige
wijze
als regt en billijkheid zullen komen voor te schrijven, waaromtrent het volgende
ter zake is
dienende.
Dat door hem in den jare 1824 bij de laatste verhuring is getrokken dit Erf de
Bosch en wel
voor eene somma van f 1200 's jaars, en zulke in de veronderstelling en in het
zekerst
vooruitzigt van aanwinst en niet van verlos der landerijen, welke tot dit Erf
behoren hetgeen
aldadelijk geblijkt, wanneer men nagaat, dat dit Erf thans in huur ongeveer f
200 meerder
doet dan bij de vorige verhuring.
De vruchten van het eerste jaar heb ik alle mogen genietten, doch welke rampen
mij door
den storm van 1825 zijn toegebragt, en hoevele verliezen als toen mijn gezin
heeft geleden,
zulks is UWE. Achtb. meer dan genoeg bekend, zonder dat zulks zal behoeven te
worden
herhaald, ook tot leeniging dier rampen is veel aangewend, en alle kunnen niet
genoegd
roemen de welmeenende tegemoetkoming, welke dadelijk daarna door dezer stads
regering
aan de Stads Meijeren zijn toegekend en vergund; namentlijk door bepaling en
toekenning
eener korting van 25 , en dit wel vooral tot gemoedkoming en herstelling der
geledene
schadens aan Huis, Vee en overige goederen.
Dit genot is algemeen aan alle stads Meijeren toegekend, allen hebben ten dien
opzigte een
en hetzelfde onheil ondergaan en moeten verduren, en het zou zeer
onwelvoeggelijk zijn,
indien de een of ander deswegens inbragte in evenredigheid van anderen op
meerder of
mindere toelage aanspraak te kunnen maken, doch hierbij vermeende de Achtbare
regering
dezer stad dat nog meerder te onderzoeken was, en dat alle daarmede niet konde
afloopen.
Zij begreep namentlijk dat eenige harer Meijers en wel die der buiten Dijksche
Erven
bijzonderlijk deerlijk boven de overige Meijers waren benadeeld door
verminderingen,
vergraving of veranderingen welke eenige Erven hunner Meijers hadden ondergaan;
en
waarbij en door, deze bij vervolg nog meerder nadeel zoude komen te lijden,
hiervan heeft
dan ook werkelijk eene waardering plaatsgehad, dan omtrent dit punt zoo wel
noopens het
voorledene, als betrekkelijk het toekomende, meent de ondergeteekende de
vrijheid nader
zijne bezwaren voor te dragen.
Het heeft UWE. Achtbaren behaagd aan de Meijeren der buitendijksche Erven toe te
kennen
de navolgende schadevergoedingen en dit wel bj vermindering van te betalen
pachtgelden
als aan den ondergeteekenden f 55, Zwakenberg f 50, Jan Dorgelo f 35, enz.
Omtrent deze berekening stelt de ondergeteekende zich voor dat werkelijk eene
vergissing
heeft plaatsgehad, daar hij verre boven zijne naburen is benadeeld door
vergraving van
gronden in vergelijking van zijn Erf den Bosch met dat der anderen, de andere
zijne buren
hebben immers alle goede weilanden of kunnen dezelve maken voor koeweidens, en
dit kan
van het Erf der suppliants niet, als zijnde deze landen allen zeer laag, zelfs
geven dezelve uit
dien hoofde ook geen naweide, hetgeen hij verpligt is er bij te huren, waarbij
komt, het
gemis van genot van vrugten van een groot gedeelte zijner voornaamste
weidelanden in
1825; want alstoen immers heeft hij bij het aanleggen van den Nieuwen Slaper in
dat
geheele jaar geen genot gehad van zijne koeweide; hoe groot stuk gronds is
immers van
derzelve afgegraven, en is voor het vervolg daarvan afgescheiden als nu
onderdijks zijnde
begrepen, waarvan bij hem over het geheele jaar 1825 geene vruchten zijn
genoten, als
zijnde het geheele jaar 1825 van dit werk gearbeid, gelijk mede gedeeltelijk in
1826; Dit
zelfde gaval heeft plaatsgehad nu weder in 1827, van de geheele oppervlakte van
den
Slaperdijk, welke als vlakke grond beschouwd een vierkant opleverd van ruim vijf
Bunders,
hier van heeft de suppliant dit geheele jaar 1827 ook geen genot gehad, en
bovendien is
hem nu nog ten tweede male een gedeelte vergraven van zijne koeweide, het welk
al
zoodanige nadeelen oplevert, dat hij suppliant wegens de vermindering en
vergraving van
land geene vruchten hebbende kunnen plukken, waardoor (erbij gerekend de schade
welke
hij nog van de jaren 1825 & 1826 is gevoelende), niet in staat is om zijne
verschuldigden
beloofde pacht te kunnen betalen, en waarom hij, als steunende op welwillende en
regtmatige billijkheid, dezer vergadering, de vrijheid neemt aller eerbiedigst
te verzoeken:
Dat het deze vergadering goedgunstig moge behagen den suppliant te willen
toekennen 1e
ook eene billijke tegemoetkoming voor het jaar 1825; 2e dat deze vergadering de
goedheid
zal willen hebben, om bij eene herziening van de reeds toegelegde vermindering
van
pachtgelden ..... 1 Januarij 1827 ook op nieuws den suppliant eene
schadeloosstelling voor
het jaar 1827 zal willen gelieven toe te kennen en te bepalen, wijl hij zonder
dit niet in staat
is verders te kunnen voortboeren.
Hetwelk doende,
ofte Peter Teune
Op 11-4-1829, bij het overlijden van hun dochter Annegje, wonen ze op het Eiland
74 letter
D. Zij is altijd ongehuwd gebleven.
In 1829 schrijft Elsje Jans Teune haar naam als: "Elsen Teune".
Op 7-1-1830, bij het overlijden van hun dochter Elsje, wonen ze op het Eiland 13
letter D.
Zij wonen van 1831-1840: Het Nieuwe Erf Erf No.68 35 B. 68 R. 30 E. a f 960,--.
Als hij sterft in 1832, is hij 61 jaar en woont dan Haatland 66 Lt. D op het
Kampereiland.
Hij wordt in 1832 te Kampen begraven in graf 28.
Als, na zijn overlijden, de Memorie van Successie worden opgemaakt, wordt
gezegd, dat hij
zonder testament, zonder vaste goederen is overleden.
Zijn vrouw maakt ook in 1836 nog weer een storm mee.
De Kamper courant meldt op 31-10-1836 "dat als gevolg van een stormwind het
zeewater tot
aanmerkelijke hoogte is gestegen, waardoor de dijk om het Kampereiland, die
eerst in dit
najaar grotendeels vernieuwd en onlangs voltooid was, zeer zwaar beschadigd
werd.
Ook
zijn etterlijke stuks rundvee daarbij omgekomen".
Ingekomen requesten:
16-12-1839:
Aan Hun Edel Achtb Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Kampen
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergetekende Wed. Peter Teune
pachtster van het erve no. 66 aangezien de verpachting van stadserven in het
andere jaar
zal plaats hebben de rekwestrante opziet tegen de verhuizing en de groote kosten
die met
dezelve gepaard gaan niet gaarn wilde vertrekken zoo is het dat ik mij daartoe
aan Hun Edel
Achtb Heeren Burgemeester en Wethouders wende met nederig verzoek dat het Hun
Edel
Achtb Heeren moge behagen haar dit erve voor de als dan te bepalene pachtjaren
te willen
laten bemeijeren en wel voor de thans bestaande huurprijs.
Redenen waarom de rekwestrante zich is wendende aan Hun Edel Achtb Heeren dat
het
Hun Edel Achtb moge behagen om haar dit verzoek te willen toestaan ofte het welk
doende
Kampen 16 December 1839
namens mijn moeder
P. Teune
Ze mag gelukkig van 1840-1849 inderdaad op hetzelfde erf blijven wonen en
betaald
daarvoor f 1240,--.
Bij de volkstelling in 1840 woont zij Haatland 66 Lt. D.
Als ze sterft in 1840, 65 jaar oud, woont ze op het Haatland, letter D, 60.
Haar Memorie van Successie geven geen bijzonderheden.
Ze wordt in 1840 te Kampen begraven in graf 105.